*terugblik*
Ik stap onder de warme stralen van de douche. Ik laat mijn hoofd naar achteren vallen en voel de stralen water langs mijn gezicht lopen. Voor het eerst deze ochtend is het water en niet mijn eigen tranen die ik op mijn gezicht voel.
‘Nu is mijn vader dood’ schiet er door me heen.
Beneden ligt mijn vader. Nog in zijn bed, in z’n pyjama. De lakens verfrommeld door zijn doodsstrijd en de onze. En nu sta ik gewoon te douchen. Een uur nadat hij gestorven is. Bizar, zoals zoveel bizar was de afgelopen weken.
Terwijl ik mij afdroog kijk ik naar mijn kleding die ik klaar had gelegd om aan te trekken. Elke ochtend, deze laatste ochtenden was ik huiverig om mijn kleding uit te kiezen. Bang dat het de outfit zou zijn waarin ik hem gedag zou moeten zeggen. Voor de laatste keer. Niet bang voor de outfit, maar bang voor die laatste keer. Die probeerde ik in alles uit te stellen.
Ik trek mijn grijze trui van Amatør aan en een zwarte kokerrok. Dit is de kleding waarin ik de begrafenisonderneemster zal ontmoeten, mijn vader zal wassen en zal aankleden. Hem in zijn kist zal leggen.
Ik pak het verfomfaaide hoopje van de grond die ik voor het douchen uit heb getrokken. Mijn hardloopkleding. Daarin heb ik mijn vader uiteindelijk gedag gezegd omdat ik, hoe naïef misschien wel,
nog was gaan hardlopen vlak voor zijn dood. Niet wetende dat zijn dood zo dichtbij was.
En dus vertelde ik hem dat hij los mocht laten, dat het goed was, dat wij voor mama zouden zorgen en hoe ontzettend trots ik op hem was dat hij mijn vader was, in mijn fel gekleurde t-shirt en een panterprint hardloopbroek.