Ik klik toch weer de documentaire Be Here Now aan. Andy Whitfield die het eerste seizoen van Spartacus speelde en daarna kanker kreeg. En daar in 2015 aan overleed. Van de week had ik ‘m na twintig minuten weggeklikt. Omdat ik er verdrietig van werd. En het herinneringen opriep. De zwaarte, de hoop en uitzichtloosheid, levens die uit elkaar gaan lopen omdat het een stopt en het ander door gaat.
Toch klik ik ‘m weer aan en dompel mezelf nog anderhalf uur er in onder. Na afloop voel ik me kut. En dus trek ik m’n hardloopschoenen aan. Omdat de wind door m’n haren, en de versnelling van mijn hartslag m’n beste vriend is geworden als ik me leeg voel. Het werd de warmte van m’n vader toen hij overleed, en de kracht van de heftige gebeurtenissen die in de jaren daarvoor in mijn leven voorbij trokken.
En dus loop ik door mijn geliefde Amsterdam, en bedenk me dat ik het leven soms niet begrijp. Andy die zijn kinderen achter moest laten, terwijl het enige dat hij wilde was ze te zien opgroeien, tegenover mensen met zonnebrillen, hoge Levi’s broeken, teveel parfum, Instagram-foto-poses en op elke straathoek een feestje waardoor de stad schreeuwt dat dit het hoogst haalbare in het leven is. Maar dat is het niet.
Misschien is dat waarom de natuur me zo trekt. Want die heeft niets van bullshit in zich. De natuur weet dat het eigenlijk alleen maar gaat om ademhalen. Het gaat om hier en nu, en hopelijk ook nog een stukje toekomst.