Ze zoeft langs me en ik vang nog een flard op van de zin die ze uitspreekt. Iets met systemen die gecheckt moeten worden maar dan in corporate woorden die direct mijn hoofd uit fladderen, terwijl ik nog zo mijn best doe om ze te onthouden. Een leeg kinderzitje pronkt voor op haar fiets zie ik, als ik mijn hoofd nog even omdraai in de richting die ze op fietst. Waarschijnlijk is ze hard op weg om het kindje dat daarin hoort op te halen van de crèche.
Haast, haast, snel, snel. Na een dag vol woorden. Termen die vol klinken, maar eigenlijk zo leeg zijn. Nog even snel een gesprekje op de fiets. En misschien vanavond ook nog een paar. Tijdens het koken. De meetings van morgen nog even voorbespreken met de telefoon tussen oor en schouder, terwijl de nachtluier om wordt gedaan. Nog heel even. Want het moet.
Het moet echt.
Echt.
Toch?