Hartstikke verliefd was ik op hem. Hij noemde mij Dikkie Dik. Een naam die hij waarschijnlijk voor mij had uitgekozen vanwege het babyvet dat ik op mijn lijf had, want echt dik was ik niet te
noemen. Hij had verkering met het populairste meisje uit de klas. Dat was ook een vriendin van mij. En dús was dat helemaal prima, zo schreef ik op de eerste bladzijde van mijn eerste
dagboek.
Want Dikkie Dik had nooit verkering. Ik droomde over liefde maar vond die nooit op het schoolplein. Ik was niet het meisje dat mee werd gevraagd naar het hoekje achter de schommels. De
jongens uit de klas wilden mij wel als 'gewone' vriendin, maar niet als echte. En ik had me erbij neergelegd. Ooit, op een dag, had ik mezelf waarschijnlijk verteld dat het logisch was. Dat al
mijn vriendinnetjes op verkering werden gevraagd daar op het schoolplein. En dat ik dan de clown zou zijn. Dat ik scheel zou kijken. Een gekke bek zou trekken.
Het babyvet trok weg. En jaren later haalde mijn object of affaction het niet meer in zijn hoofd mij Dikkie Dik te noemen toen hij op een reünie om mijn nummer vroeg. Alle
keren dat ik bestempeld werd als mooi, knap, een lekker wijf. Dat ik na werd gefloten. Dat ik serieuze verkering had. Het maakte de Dikkie Dik in mij niet kleiner. Ik ontweek bewonderende
blikken op straat omdat ik niet wist wat ik ermee moest. En ik ging vriendschappen aan met mannen die me misschien wel nader stonden dan ik durfde in te zien. Want dat voelde
veilig. En zo creëerde ik een wereld voor mezelf die net was zoals op het schoolplein.