Boven me begint een fluitconcert. ‘Oh, ssssttt’ denk ik geïrriteerd en draai me om. De vogel boven mijn hoofd is even stil, gaat er waarschijnlijk goed voor zitten en begint nog harder dan daarvoor zijn gezang.
Ik richt me op, doe één oog half open en kijk op de wekker. Half vijf.
Ik laat me met een zucht terugvallen en kreun. Nooit ben ik al op dit tijdstip wakker.
Ik besluit toch even naar het raam te lopen om naar buiten te kijken. De hemel kleurt wat lichter, maar er is niemand op straat. Geen auto’s, geen fietsers of brommers. De stad slaapt.
Het gezang om me heen is inmiddels bijna oorverdovend. Niet alleen de vogel op mijn dak is aan het zingen, al zijn of haar vriendjes doen vrolijk mee. Ik verwonder me erover, het is bijna alsof ik in een heel andere wereld stap. Een wereld waar geen auto’s of mobieltjes het gezang van de vogels overstemmen, omdat ‘wij’ eindelijk eens onze snavel houden en diep in slaap zijn.
Ik stap mijn bed weer in en blijf nog even luisteren naar het gefluit, tot ik vanzelf weer in slaap val.