Er gaat iemand achter mij zitten in de tram. Ineens ruik ik een geur. Jouw geur. En met het ruiken van die geur komt ook het gevoel wat daar toen bij hoorde terug. Even voel ik weer zoals toen. Tranen wellen op, want ik mis het. En ik mis jou. De jou van toen. En de ik van toen.
Want het leven is verder gegaan. En al ging het leven iets te hard voor mij, ik begin het nu weer langzaam, stapje voor stapje bij te kunnen benen. En toch sta ik nu, in de rijdende tram, weer even stil. En staar ik naar buiten, terwijl ik mijn tranen wegknipper.
Wat hield ik ontzettend van jou. En wat houdt een deel van mij nog steeds zo heel, heel veel van jou. Het doet me verdriet dat ik jou nog steeds niet in mijn leven van nu toe kan laten. Maar weet, ik heb je lief.