“Ik zie zijn naam overal staan” zegt mijn vriendin me. We zitten op mijn balkon in de zon. Ik heb mijn rechterbeen onder me gevouwen en mijn linkerbeen rust op mijn rechterknie.
“Overal!" vervolgt ze. "Op reclameborden langs de snelweg, op bedrijfsbusjes, ik hoor zijn naam op straat roepen en laatst zag ik zijn naam geschreven op de muur van een cafe met een hartje erbij getekend. Dat kan toch geen toeval meer zijn?! Volgens mij is het een teken” besluit ze met een knikje.
Ik kijk naar de bloemen en de bijen die er vrolijk omheen zoemen. Van een plant met dieproze bloemetjes, naar blauwe hortensia’s om te eindigen in het gele hart van de margrietjes.
Lang geloofde ik ook in tekens. Tot ik op een moment bedacht dat ik er niet meer in geloofde. Waarom ik daartoe besloot weet ik niet meer. Misschien was het omdat ik te vaak teleurgesteld werd dat het teken waarvan ik hoopte dat het een teken was, niets meer of minder was dan simpele toevalligheid.
“Ik geloof er niet meer zo in” zeg ik tegen mijn vriendin. Ik kijk haar aan en knijp mijn ogen een beetje dicht tegen de zon.
Later heb ik het er met een andere vriendin over. “Ja” stemt ze met me in, “het enige teken waar ik nog in geloof is als ik dat ene geweldige jasje in de uitverkoop zie hangen, die eigenlijk al uitverkocht had moeten zijn. Dàn durf ik wel te geloven dat het een teken is en ik 'm écht moet aan moet schaffen. Dat het zo had moeten zijn.”