*terugblik*
De bus trilt onder me. Er hangt iets aan het plafond dat steeds tegen een raam aantikt als de bus over een van de vele hobbels rijdt. Mijn stoel heb ik wat achterover gezet, mijn slippers uitgetrapt. Met mijn voeten tegen de onderkant van het raam hang ik onderuitgezakt in mijn stoel, meedeinend op de golven van de trillende bus.
De lucht klaart op nu het einde van de dag nadert. De wolken hebben zich uitgestrekt tot dunne watten. Met mijn ogen volg ik de zwarte elektriciteitsdraden van paal tot paal. Soms wordt het lijnenspel onderbroken doordat een Cubaans huisje op de achtergrond mijn blik trekt.
"Vreemd is dat, dat in een parallel universum ik deze arm omhoog doe. En dan in een ander universum tegelijkertijd in plaats van mij linker- mijn rechterarm omhoog doe" zei een reisgenootje gisteren tegen mij. Ik knikte, maar begreep het niet helemaal.
Maar terwijl ik zo over het kilometers uitgestrekte land uitkijk, lijk ik een stukje van wat een parallel universum is te begrijpen. Want door te zijn in wereld die zo anders is dan de mijne, voelt mijn leven zoals ik het ken mijlenver weg. Mijn werk voelt ver, en het leven in Amsterdam ook. Alsof ze beide niet bestaan. Misschien dus wel zoals in een parallel universum. Alles wat deel uitmaakt van mijn leven gaat nu, aan de andere kant van de aardbol, door. En toch voelt het op dit moment als een totaal vreemd deel van mij.
Gisteren zei een toerist naast mij, terwijl we aan de rand van het zwembad hingen en uitkeken op een dal met bergen: 'dit is vakantie'. Voor mij is dat dit: met mijn voeten tegen de onderkant van het raam starend in de nietsheid.