Ik ben in het huis van mijn ouders en kijk vanuit het zolderraam over de tuinen uit. Ik zie de achterbuurman de deur uitstappen. Hij loopt de tuin in en sjort aan iets.
Hij heeft de tuin perfect bijgehouden. De tegels zijn schoongeveegd, het gras gemaaid. Het slaapkamerraam staat op een kier, de gordijnen zijn gesloten.
De rode geraniums in tuin staan volop in bloei.
Mijn vader vertelde me laatst dat ze hem waren tegengekomen. Hij had tranen in zijn ogen toen hij vertelde hoezeer hij haar miste. Dat ging nooit meer weg, zo zei hij. "Je hebt geraniums gepland zag ik" had mijn moeder gezegd.
Dat klopte, vertelde hij, het was haar lievelingsplant.
Hij loopt nog een rondje door de tuin en stapt dan weer het huis binnen. Hij trekt de achterdeur achter zich dicht. En dat terwijl de zon schijnt, de vogels fluiten en de temperatuur prima is om buiten te zitten.
Ik kijk nog even naar de rode geraniums die hij gepland heeft voor haar. Hij leeft door, haalt adem, zet het slaapkamerraam op een kier, plant haar lievelingsbloemen...maar zal hij er ooit nog van kunnen genieten, zonder haar?