"Het antwoord zal je wel weten" zeg je terwijl je langs mij heen kijkt. "Ik ken je zo goed. We hebben zoveel gesprekken, jaren, maanden, dagen en uren samen gehad". Je kijkt me weer aan. "Dus als
je je afvraagt wat ik over iets zou vinden, dan zal je het wel weten".
Je antwoord stelt me gerust. Meer dan iedereen om me heen die mij troostend toe roept dat als je straks dood bent, je toch nog bij mij zult zijn. Ik kan daar niets mee. En jij gelooft er ook niet in straks nog ergens rond te zweven.
Je knijpt zacht in mijn hand en zegt: "Ik leef in jou en je zus voort, dat is mijn nalatenschap. Het heeft iets troostends, net als glooiende heuvels waar ik laatst naar keek. De heuvels waren al er jaren voordat ik geboren werd, en zullen er nog jaren zijn als ik er niet meer ben."
En ook dat klopt pap. Zoveel stukjes in mij, zijn stukjes van jou. Stukjes waarvan ik later, als ik kinderen krijg, kan vertellen dat ik die van jou zijn. En dan zal ik hen vertellen over hun mooie, lieve opa, die ook in hen doorleeft.